Of we Irissen willen planten in de Wilde Plantentuin?

Iemand merkte op dat het toch geen wilde plant is – en bovendien, is ze wel inheems?
Ik ga er maar vanuit dat elke plant ooit wild was of verwilderd is geraakt, en dat planten zich niets aantrekken van landsgrenzen, daar ben ik inmiddels wel achter.

Over de Iris is op Google en in allerlei boeken genoeg te vinden, met name over Iris pseudacorus, de onkruidachtige Gele Lis – vaak te vinden langs de waterkant.
In de middeleeuwen was de Lis vooral bekend als heraldisch teken. Zo werd ze verbonden aan Clovis, de eerste koning van Frankrijk. Tijdens een belegering zou hij, ingesloten en wanhopig, hebben opgemerkt dat de tot ver in de Rijn groeiende Lissen wezen op ondiep water. Hierdoor wist hij met zijn manschappen te ontsnappen. Uit dankbaarheid koos hij de Lis als zijn embleem.

De naam Iris betekent ‘regenboog’ in het Grieks, en omvat zo’n 300 soorten in talloze kleuren. Soorten als Iris foetidissima en Iris innominata dragen naast hun wetenschappelijke namen ook vele streekgebonden bijnamen, zoals Maagdenkruid en Jufferskop – te veel om op te noemen.

Enkele soorten worden commercieel gekweekt, waaronder de Iris florentina, al eeuwenlang rond Florence. De iriswortel wordt onder andere gebruikt in tandpasta en parfums.

In Planten en hun naam van H. Kleijn vind ik – wat hij noemt – ‘volksbotanie’: verhalen, legendes, namen en geneeskrachtige toepassingen van planten. Zo vervoerde de godin Iris volgens de overlevering de zielen van overleden meisjes en vrouwen – een reden waarom de bloem op graven werd geplant. Er bestaat ook een legende waarin de Iris ontstond uit de tranen van Maria, toen zij met haar kind op de vlucht was naar Egypte. Toch werden er al afbeeldingen van Irissen gevonden in Egyptische piramides.

De Gele Lis werd bovendien gewijd aan de viering van Sint-Jan, vanwege haar vermeende kracht om het kwaad af te weren. Dankzij haar kleur werd zij ook het symbool van de meimaand.
In de volksgeneeskunde kende de plant uiteenlopende toepassingen. De wortelstok, in wijn getrokken, werd aangeraden bij geelzucht en astma. Baby’s kregen een stuk iriswortel om op te kauwen bij het doorkomen van tandjes. Een aftreksel van de bladeren werkte bloedstelpend, en in 1820 ontdekte men dat uit de zaden surrogaatkoffie kon worden bereid.

In de vorig jaar verschenen Flora Batava – Wilde Planten van Nederland 1800 – 1934 lees ik dat een aftreksel van de wijdvertakte wortel van de Gele Lis bruikbaar zou zijn voor het looien van huiden – al vraag ik me af hoeveel Gele Lissen daarvoor het loodje moeten leggen om één koeienhuid te looien …

Of de Irissen daadwerkelijk zullen aarden in onze Wilde Plantentuin, dat valt nog te bezien. Maar ik zal ze, in gedachten aan de godin Iris, planten als een levend eerbetoon aan de trouwe vrijwilligers die ons de afgelopen 25 jaar zijn ontvallen.

Leen Verhoeven