De eerste lentedagen hebben we weer gehad, en de paden zijn wat wij noemen snipperklaar voor de jaarlijkse Boomplantdag. Het was een vreemd begin van dit nieuwe jaar. Zoals bekend overleed Anny Lepelaars op 27 januari. Ze was mijn vaste tuinmaatje. Trouw iedere maandagmiddag en op woensdag de hele dag. Ze ging meestal meteen aan de gang, Anny op de knieën in een van de perken of op een pad.
Ik kende Anny al van onze muziek- en dansclub en had geluk dat ik haar toevallig hoorde zeggen dat ze als vrijwilliger in de tuin kwam werken toen ze met vervroegd pensioen ging. Dus strikte ik haar voor de Wildeplanten tuin. Ze schafte enkele boeken aan, fotografeerde de planten en vlinders, en in een mum van tijd leerde ze de planten kennen. Het resulteerde zelfs in een mooi fotoboekje met in de tuin groeiende en bloeiende planten.
Toen ze begon was ook Dora van Otten nog een trouwe vrijwilliger en die was, tot vreugde van Anny (toevallig?), ook afkomstig van Hulsel. Zo’n dorp waar iedereen wist wie wie was en onder het wieden door werd er aardig wat af gekeuveld. Het was jammer dat Dora stopte als vrijwilliger in de tuin, maar de vriendschap bleef en Anny bracht haar nog regelmatig een bezoek.
Na een winter is het altijd weer de vraag hoe het is met de diverse planten, niet bevroren? Gelukkig was de favoriete plant van Anny, de Italiaanse Aronskelk, er nog wel. Ergens in een hoekje bij de insectenmuur. Anny controleerde steeds hoe het er mee was. Ik vond hem (of is het haar?) eigenlijk niet zo thuis horen in onze Wildeplantentuin, niet wild genoeg. Maar met de gedachte aan Anny heb ik het nu opgezocht en ja hoor er valt veel over te vertellen, maar ik houd het kort. In ieder geval is de Aronskelk wild genoeg voor in de tuin.
Er zijn meerdere soorten Aronskelken, er is een inheemse Gevlekte Aronskelk (Arum maculatum), in de Wildeplantentuin groeit de Italiaanse Aronskelk (Aron italicum), in de 17 de eeuw naar Nederland gehaald, als Stinsenplant. Het is een meerjarige kruidachtige plant. In de herfst verschijnt al het mooie blad, kenmerkend met witte lijnen langs de nerven. In de lente verspreid de bloeiwijze, een aasgeur wat insecten lokt. Het blad sterft na de bloei af en blijft een kolf over met oranje/rode bessen. Hij groeit voornamelijk in milde streken van zuidelijk Europa en is in Nederland aangeplant en verwilderd in bosachtige omgevingen, op vochtige en voedselrijke grond. Hoewel erg giftig, is hij ook wel weer geneeskrachtig en verwerkt als medicijn tegen verkoudheid en alle daarmee samenhangende kwalen. Na koken of drogen gaat de giftigheid grotendeels verloren en worden de wortels tot stijfsel verwerkt en soms zelfs gegeten, met een sausje misschien wel lekker?
Ondanks dat de tuin absoluut niet bosachtig is, doet hij het er prima. Ik nam al enkele zaailingen waar. Eten zal ik hem niet, maar ik beschouw deze plant voortaan wel als een blijvende herinnering aan Anny, die we nog vreselijk zullen missen.
Leen Verhoeven, februari 2015